Het Hooglied 8:1-14

  • Meisje (1-4)

    • ‘Was je maar als een broer van me’ (1)

  • Broers van het meisje (5a)

    • ‘Wie komt daar uit de woestijn, leunend op haar geliefde?’

  • Meisje (5b-7)

    • ‘De liefde is zo sterk als de dood’ (6)

  • Broers van het meisje (8, 9)

    • ‘Als ze een muur is, (...) maar als ze een deur is (...)’ (9)

  • Meisje (10-12)

    • ‘Ik ben een muur’ (10)

  • Herder (13)

    • ‘Laat mij je stem horen’

  • Meisje (14)

    • ‘Wees zo snel als een gazelle’

8  Was je maar als een broer van me,gevoed aan mijn moeders borst! Als ik je dan buiten tegenkwam, zou ik je kussen+en niemand zou er aanstoot aan nemen.  2  Dan nam ik je meeen bracht ik je naar het huis van mijn moeder,+die mij alles leerde. Dan gaf ik je kruidenwijn te drinkenen het verse sap van granaatappels.  3  Zijn linkerarm zou onder mijn hoofd zijn,en zijn rechterarm zou me omhelzen.+  4  Dochters van Jeruzalem, zweer mij:wek geen liefde in me op, roep haar niet wakker voordat ze dat wil.’+  5  ‘Wie komt daar uit de woestijn,leunend op haar geliefde?’ ‘Onder de appelboom maakte ik je wakker. Daar kreeg je moeder weeën. Daar kreeg ze weeën en werd jij geboren.  6  Draag mij als een zegel op je hart,als een zegel op je arm,want de liefde is zo sterk als de dood,+en volledige* toewijding zo onverzettelijk als het Graf.* Haar vlammen zijn een brandend vuur, de vlam van Jah.*+  7  Geen stortvloed van water kan de liefde doven,+geen rivier kan haar wegspoelen.+ Al zou een man al zijn bezittingen willen geven voor de liefde,dan zou daar* beslist op neergekeken worden.’  8  ‘We hebben een zusje,+ze heeft nog geen borsten. Wat zullen we voor ons zusje doenop de dag dat iemand om haar hand vraagt?’  9  ‘Als ze een muur is,bouwen we zilveren kantelen op haar,maar als ze een deur is,sluiten we haar af met een plank van cederhout.’ 10  ‘Ik ben een muur,en mijn borsten zijn als torens. Daarom ben ik in zijn ogen gewordenals iemand die vrede vindt. 11  Salomo had een wijngaard+ in Baäl-Ha̱mon. Hij vertrouwde de wijngaard toe aan beheerders. Allemaal betaalden ze duizend zilverstukken voor de oogst. 12  Maar mijn wijngaard blijft van mij. Die duizend zilverstukken* zijn voor jou, Salomo,en tweehonderd voor de beheerders.’ 13  ‘Jij, die in de tuinen verblijft,+mijn* vrienden willen je stem graag horen. Laat mij je stem horen.’+ 14  ‘Snel, mijn lief,wees zo snel als een gazelle+of als een jong hertop de bergen vol kruiden.’

Voetnoten

Of ‘exclusieve’.
Of ‘Sjeool’, het collectieve graf van de mensheid. Zie Woordenlijst.
‘Jah’ is een verkorte vorm van de naam Jehovah.
Of mogelijk ‘op hem’.
Lett.: ‘de duizend’.
Of mogelijk ‘jouw’.