Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

DE ZIENSWIJZE VAN DE BIJBEL

Tolerantie

Tolerantie

Tolerantie en vergeving zijn ingrediënten voor goede relaties. Maar kun je ook te tolerant zijn?

Hoe word je toleranter?

DE REALITEIT

Wereldwijd heerst er een geest van intolerantie, die wordt aangewakkerd door bijvoorbeeld rassendiscriminatie, vooroordelen, nationalisme en religieus extremisme.

WAT DE BIJBEL ZEGT

Tijdens zijn prediking werd Jezus voortdurend geconfronteerd met intolerantie. Vooral Joden en Samaritanen haatten elkaar (Johannes 4:9). Vrouwen werden als minderwaardig beschouwd. En joodse religieuze leiders verachtten het gewone volk (Johannes 7:49). Jezus was totaal anders. Zijn tegenstanders zeiden: ‘Deze man ontvangt zondaars en eet met hen’ (Lukas 15:2). Jezus was vriendelijk, geduldig en tolerant omdat het zijn doel was mensen geestelijk te genezen, niet om ze te oordelen. Hij werd gemotiveerd door liefde (Johannes 3:17; 13:34).

Jezus, het perfecte voorbeeld van tolerantie, kwam niet om te oordelen, maar om mensen geestelijk te genezen

Liefde, de enige manier om toleranter te worden, helpt ons ons hart te openen voor anderen, ondanks hun onvolmaaktheden en eigenaardigheden. Kolossenzen 3:13 zegt: ‘Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft.’

‘Hebt bovenal intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden’ (1 Petrus 4:8).

Waarom moet er een grens aan tolerantie zitten?

DE REALITEIT

De meeste samenlevingen proberen de orde te handhaven. Daarom geven ze meestal aan wat gepast gedrag is.

WAT DE BIJBEL ZEGT

‘[Liefde] handelt niet ongepast’ (1 Korinthiërs 13:5, Herziene Statenvertaling). Jezus was een perfect voorbeeld van tolerantie, maar hij tolereerde geen ongepast gedrag, schijnheiligheid of andere slechtheid. Hij veroordeelde zulk gedrag juist (Mattheüs 23:13). Jezus zei: ‘Hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht [van de waarheid]’ (Johannes 3:20).

Paulus, een Joodse christen, schreef: ‘Haat het kwade en houd vast aan het goede’ (Romeinen 12:9, Groot Nieuws Bijbel). Hij hield zich aan die woorden. Toen bepaalde Joodse christenen zichzelf bijvoorbeeld wilden afscheiden van niet-Joodse gelovigen, zei Paulus daar wat van (Galaten 2:11-14). Hij wist dat ‘God niet partijdig is’ en dat Hij rassendiscriminatie binnen zijn volk niet zou tolereren (Handelingen 10:34).

Jehovah’s Getuigen houden zich als christenen aan de morele waarden in de Bijbel (Jesaja 33:22). Daarom tolereren zij geen slechtheid onder hun leden. De christelijke gemeente mag niet verontreinigd worden door mensen die Gods normen naast zich neerleggen. Om die reden houden Getuigen zich aan het duidelijke Bijbelse gebod: ‘Verwijdert de goddeloze man uit uw midden’ (1 Korinthiërs 5:11-13).

‘O gij die Jehovah liefhebt, haat het kwade’ (Psalm 97:10).

Zal God slechtheid altijd blijven tolereren?

WAT VEEL MENSEN GELOVEN

Slechtheid zit in ons, dus zal er altijd slechtheid zijn.

WAT DE BIJBEL ZEGT

De profeet Habakuk bad tot Jehovah, God: ‘Hoe kunt u zelf dat onrecht aanzien! Er heerst twist en verdeeldheid, onderdrukking en geweld, overal om mij heen’ (Habakuk 1:3, GNB). God verzekerde zijn bezorgde profeet ervan dat Hij de slechte mensen ter verantwoording zou roepen. Die belofte zal volgens God ‘zonder mankeren uitkomen. Het zal niet te laat komen’ (Habakuk 2:3).

Tot die tijd krijgen mensen die slechte dingen doen de kans om hun gedrag te veranderen. ‘“Schep ik ook maar enigszins behagen in de dood van een goddeloze”, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah, “en niet daarin dat hij zou terugkeren van zijn wegen en werkelijk zou blijven leven?”’ (Ezechiël 18:23) Personen die Jehovah willen gehoorzamen en hun slechte gedrag veranderen, kunnen vol vertrouwen naar de toekomst kijken. ‘Wat hem betreft die naar mij luistert, hij zal in zekerheid verblijven en niet worden verstoord door angst voor rampspoed’, zegt Spreuken 1:33.

‘Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn (...) De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede’ (Psalm 37:10, 11).