Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

 EEN GESPREK OVER DE BIJBEL

Wanneer is Gods Koninkrijk gaan regeren? (Deel 1)

Wanneer is Gods Koninkrijk gaan regeren? (Deel 1)

Hier volgt een gesprek zoals Jehovah’s Getuigen dat met iemand zouden kunnen hebben. Stel u voor dat Jan, een Getuige, bij Paul langsgaat.

„BLIJFT SPEUREN” NAAR BEGRIP

Jan: Paul, ik vind de gesprekjes die we elke week over de Bijbel hebben echt heel leuk. * De vorige keer had je een vraag over Gods Koninkrijk. Je vroeg waarom Jehovah’s Getuigen geloven dat het Koninkrijk in 1914 is gaan regeren.

Paul: Ja, ik had in een van jullie boekjes gelezen dat Gods Koninkrijk in 1914 is gaan regeren. Dat viel me op, omdat jullie altijd zeggen dat jullie alleen maar geloven wat in de Bijbel staat.

Jan: Dat klopt.

Paul: Ik heb de Bijbel zelf ook gelezen, maar ik kan me niet herinneren dat ik ergens het jaar 1914 ben tegengekomen. Dus toen ben ik in een onlinebijbel gaan zoeken op 1914, en daar kreeg ik „0 resultaten”.

Jan: Ik moet je een compliment geven, Paul. Wat goed dat je de Bijbel helemaal hebt gelezen. Je moet echt van de Bijbel houden!

Paul: Absoluut, het is het mooiste boek dat er is.

Jan: Dat vind ik ook. Ik vind het ook goed van je dat je in de Bijbel naar het antwoord bent gaan zoeken. Dat is precies waar de Bijbel ons toe aanmoedigt: „blijft speuren” naar begrip. * Dat probeer je echt te doen.

Paul: Dank je. Ik wil graag alles begrijpen. Ik ben zelfs nog verder gaan zoeken en vond iets over 1914 in het boekje waar we uit studeren. Er wordt iets gezegd over een koning die een droom had — het ging over een grote boom die werd omgehakt en toen weer ging groeien of zo.

Jan: O ja, dat is de profetie uit Daniël hoofdstuk 4. Het heeft te maken met een droom die koning Nebukadnezar van Babylon had.

Paul: Ja, precies. Ik heb de profetie een paar keer gelezen, maar ik snap nog steeds niet wat het met Gods Koninkrijk of het jaar 1914 te maken heeft.

Jan: Weet je, zelfs de profeet Daniël wist niet wat de dingen die hij van God moest opschrijven precies betekenden!

Paul: O?

Jan: Kijk maar wat hij hier in Daniël 12:8 zegt: „Wat mij nu betreft, ik hoorde, maar ik kon het niet begrijpen.”

Paul: Ik ben gelukkig dus niet de enige.

Jan: De reden dat Daniël het niet begreep, was dat het nog niet Gods tijd ervoor was. Mensen zouden pas later de betekenis van de profetieën in Daniël volledig begrijpen. In deze tijd kunnen we het wel begrijpen.

Paul: Hoezo dan?

Jan: Kijk eens wat er in het volgende vers staat. Daniël 12:9 zegt: „De woorden blijven geheim en  verzegeld tot de tijd van het einde.” Deze profetieën zouden dus pas veel later begrepen worden, in „de tijd van het einde”. We gaan het er later tijdens de Bijbelcursus nog over hebben, maar alles wijst erop dat we nu in die tijd leven. *

Paul: Kun je me de profetie in Daniël dan uitleggen?

Jan: Ik zal het proberen.

NEBUKADNEZARS DROOM

Jan: Ik zal eerst even kort samenvatten wat koning Nebukadnezar in zijn droom zag. Dan kunnen we het daarna over de betekenis ervan hebben.

Paul: Dat is goed.

Jan: Nebukadnezar zag in zijn droom een enorme boom die tot aan de hemel reikte. Vervolgens hoorde hij Gods boodschapper het bevel geven de boom om te hakken. Maar God zei dat de wortelstronk in de grond moest blijven zitten. Na een periode van „zeven tijden” zou de boom weer gaan groeien. * Deze profetie ging in eerste instantie over Nebukadnezar zelf. Hoewel hij een belangrijke koning was — te vergelijken met de boom die tot aan de hemel reikte — werd hij ’omgehakt’ voor een periode van zeven tijden. Weet je nog wat er gebeurde?

Paul: Nee, eigenlijk niet.

Jan: De Bijbel laat zien dat Nebukadnezar zijn verstand verloor, blijkbaar voor zeven jaar. In die periode was hij niet in staat om als koning te regeren. Maar aan het eind van de zeven tijden kreeg Nebukadnezar zijn verstand terug en begon hij weer te regeren. *

Paul: Oké, maar wat heeft dat alles te maken met Gods Koninkrijk en het jaar 1914?

Jan: Kort gezegd heeft deze profetie twee vervullingen. De eerste vervulling vond plaats toen het bestuur van koning Nebukadnezar werd onderbroken. De tweede vervulling had te maken met een onderbreking van Gods bestuur. Het is dus de tweede vervulling die met Gods Koninkrijk te maken heeft.

Paul: Hoe weet je dat de profetie een tweede vervulling heeft, die verband houdt met Gods Koninkrijk?

Jan: Een eerste aanwijzing vinden we in de profetie zelf. Volgens Daniël 4:17 werd de profetie gegeven „opdat de levenden mogen weten dat de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid en dat hij het geeft aan wie hij wil”. Zie je dat hier wordt gesproken over „het koninkrijk der mensheid”?

Paul: Ja, er staat dat „de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid”.

Jan: Precies. Wie denk je dat „de Allerhoogste” is?

Paul: Dat moet God zijn.

Jan: Inderdaad. Daar valt dus uit op te maken dat deze profetie niet alleen over Nebukadnezar gaat, maar ook over „het koninkrijk der mensheid”, oftewel Gods bestuur over de mensheid. En dat is heel logisch als je naar de context van deze profetie kijkt.

Paul: Hoe bedoel je?

HET HOOFDTHEMA VAN HET BOEK DANIËL

Jan: Door het hele boek Daniël heen kom je steeds hetzelfde thema tegen: de oprichting van Gods Koninkrijk, met Gods Zoon, Jezus, als Koning. Laten we bijvoorbeeld eens een paar hoofdstukken teruggaan. Wil jij Daniël 2:44 voorlezen?

Paul: „In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.”

 Jan: Bedankt. Zou dit vers over Gods Koninkrijk gaan?

Paul: Eh, dat zou ik niet weten.

Jan: In dit vers wordt gezegd dat dit koninkrijk „tot onbepaalde tijden” zal blijven bestaan. Dat geldt natuurlijk voor Gods Koninkrijk, maar kan dat ook van menselijke regeringen gezegd worden?

Paul: Volgens mij niet.

Jan: Hier, in Daniël 7:13, 14, staat nog een profetie over Gods Koninkrijk. Deze profetie zegt over een toekomstige regeerder: „Hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” Wat valt je op in deze profetie?

Paul: Dat het weer over een koninkrijk gaat.

Jan: Inderdaad. En niet zomaar een koninkrijk. Er staat dat het autoriteit zou hebben over „volken, nationale groepen en talen”. Dit Koninkrijk zou dus over de hele wereld regeren.

Paul: Het was me niet opgevallen, maar je hebt gelijk, dat staat er.

Jan: En kijk ook eens wat de profetie nog meer zegt: „Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden.” Vind je niet dat dit erg lijkt op de profetie die we net in Daniël 2:44 hebben gelezen?

Paul: Ja.

Jan: Laten we even samenvatten wat we hebben besproken. De profetie in Daniël hoofdstuk 4 werd gegeven zodat mensen zouden weten dat „de Allerhoogste de Heerser is in het koninkrijk der mensheid”. Dat geeft aan dat de profetie een grotere vervulling heeft dan alleen maar die in verband met Nebukadnezar. En door het hele boek Daniël heen staan profetieën over de oprichting van Gods Koninkrijk met Gods Zoon als Koning. Denk je dat het redelijk is te concluderen dat de profetie in Daniël 4 ook iets met Gods Koninkrijk te maken heeft?

Paul: Ik denk het wel. Maar ik zie nog steeds geen verband met 1914.

„LATEN ER ZEVEN TIJDEN (...) VOORBIJGAAN”

Jan: Laten we het nog eens over koning Nebukadnezar hebben. In de eerste vervulling van de profetie was de boom een afbeelding van Nebukadnezar. Zijn koningschap werd onderbroken toen de boom werd omgehakt en er zeven tijden voorbijgingen — dat was de periode dat hij zijn verstand kwijt was. Die periode eindigde toen Nebukadnezar zijn verstand terugkreeg en zijn koningschap hervatte. In de tweede vervulling van de profetie zou Gods bestuur voor een bepaalde tijd onderbroken worden — maar niet omdat God tekortgeschoten was.

Paul: Hoe bedoel je?

Jan: In Bijbelse tijden werd over de koningen van Israël die in Jeruzalem regeerden gezegd dat ze op „Jehovah’s troon” zaten. * Ze regeerden over Gods volk als Zijn vertegenwoordigers. Gods bestuur werd dus eigenlijk via het bestuur van die koningen tot uitdrukking gebracht. Maar veel van die koningen werden God uiteindelijk ongehoorzaam,  en de meesten van hun onderdanen volgden hun voorbeeld. Omdat de Israëlieten ongehoorzaam waren, liet God toe dat ze in 607 v.Chr. door de Babyloniërs werden overwonnen. Vanaf die tijd was er geen koning meer die Jehovah in Jeruzalem vertegenwoordigde. In dat opzicht werd Gods bestuur dus onderbroken. Volg je me nog een beetje?

Paul: Ik denk het wel.

Jan: Het jaar 607 v.Chr. was dus het begin van de zeven tijden, de periode dat Gods bestuur onderbroken zou zijn. Aan het eind van de zeven tijden zou God een nieuwe regeerder aanstellen om hem te vertegenwoordigen — dit keer iemand in de hemel. Op dat moment zouden de andere profetieën uit het boek Daniël in vervulling gaan. De grote vraag is dus: wanneer zijn de zeven tijden geëindigd? Als we daar het antwoord op weten, dan weten we ook wanneer Gods Koninkrijk is gaan regeren.

Paul: Oké, laat me raden: de zeven tijden eindigden in 1914?

Jan: Precies! Helemaal goed.

Paul: Maar hoe weten we dat dan?

Jan: Toen Jezus op aarde was, gaf hij aan dat de zeven tijden nog niet waren geëindigd. * Het moet dus een hele lange tijdsperiode geweest zijn. De zeven tijden begonnen honderden jaren voordat Jezus naar de aarde kwam, en nadat hij naar de hemel was teruggekeerd duurden ze nog een tijd voort. En bedenk ook dat de betekenis van de profetieën in Daniël niet duidelijk zou worden tot „de tijd van het einde”. * Het is interessant dat eind negentiende eeuw oprechte Bijbelstudenten ertoe bewogen werden deze en andere profetieën zorgvuldig te bestuderen. Ze gingen inzien dat de zeven tijden in het jaar 1914 zouden eindigen. En belangrijke wereldgebeurtenissen sinds die tijd bevestigen dat 1914 inderdaad het jaar was dat Gods Koninkrijk in de hemel begon te regeren. In dat jaar ging deze wereld haar laatste dagen in, de tijd van het einde. Ik snap dat dit waarschijnlijk zware kost voor je is . . .

Paul: Ja, ik moet dit echt nog een keer doornemen om alles op een rijtje te krijgen.

Jan: Maak je geen zorgen, het heeft bij mij ook wel even geduurd voordat ik het begreep. Maar ik hoop dat het nu wel duidelijk voor je is dat Jehovah’s Getuigen hun leringen over het Koninkrijk op de Bijbel baseren.

Paul: Zeker, daar ben ik telkens weer van onder de indruk.

Jan: En ik heb gemerkt dat jij dat heel belangrijk vindt. Zoals ik al zei is dit best veel informatie in één keer. Waarschijnlijk heb je nog steeds wel wat vragen. We hebben bijvoorbeeld vastgesteld dat de zeven tijden verband houden met Gods Koninkrijk, en dat ze begonnen in 607 v.Chr. Maar hoe weten we nu precies dat de zeven tijden eindigden in 1914? *

Paul: Ja, dat vraag ik me af.

Jan: De Bijbel zelf helpt ons te bepalen hoelang de zeven tijden precies duurden. Vind je het leuk om het daar de volgende keer over te hebben? *

Paul: Dat lijkt me wel wat.

Hebt u een vraag over een Bijbels onderwerp? Wilt u meer weten over een van de leerstellingen of gebruiken van Jehovah’s Getuigen? Vraag er dan eens naar als u een Getuige ontmoet. Hij of zij zal u er graag meer over vertellen.

^ ¶5 Jehovah’s Getuigen geven gratis Bijbelcursus, waarbij ze systematisch verschillende Bijbelse onderwerpen met anderen bespreken.

^ ¶21 Zie hoofdstuk 9 van het boek Wat leert de bijbel echt?, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

^ ¶63 In zijn profetie over de laatste dagen zei Jezus: „Jeruzalem [dat Gods bestuur vertegenwoordigde] zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld” (Lukas 21:24). In Jezus’ tijd was Gods bestuur dus nog steeds onderbroken, en dat zou zo blijven tot aan de laatste dagen.

^ ¶69 Het volgende artikel van deze rubriek zal Bijbelteksten bespreken die inzicht geven in de duur van de zeven tijden.