7 DECEMBER 2022
ZUID-KOREA
Rechtszaak betwist bestraffende aard van Zuid-Korea’s vervangende dienstplicht
De rechtbank van Gwangju (Zuid-Korea) houdt op 8 december 2022 een zitting in de zaak van broeder Hye-min Kim. Hye-min is de eerste gewetensbezwaarde dienstweigeraar die de vervangende dienstplicht van het land weigert vanwege de bestraffende aard ervan. Hem hangt een maximale gevangenisstraf van drie jaar en een strafblad boven het hoofd.
De drie jaar durende vervangende dienstplicht van Zuid-Korea is een van de langste ter wereld en twee keer zo lang als de actieve militaire dienst. Gedurende deze periode van drie jaar worden gewetensbezwaarden vastgehouden, alsof ze huisarrest hebben, in slaapzalen die zich in gevangenisgebouwen bevinden. Daarnaast krijgen ze strenge beperkingen opgelegd. In plaats van een echt alternatief voor militaire dienst hebben internationale deskundigen de vervangende dienstplicht van Zuid-Korea dan ook bestempeld als ‘alternatieve straf’. a
In een historische uitspraak op 28 juni 2018 waarschuwde het Constitutionele Hof van Zuid-Korea, na te hebben erkend dat de Zuid-Koreaanse grondwet de rechten van gewetensbezwaarden beschermt, wetgevers die de vervangende dienstplicht zouden definiëren: ‘Als de vervangende dienst zo lang duurt of zo zwaar is dat zelfs gewetensbezwaarde dienstweigeraars het moeilijk vinden de dienstplicht te vervullen, zou het doel van vervangende dienst gemist worden of die omlaaghalen tot een vorm van straf, waarmee andere grondrechten zouden worden geschonden.’
De internationale norm voor vervangende dienstplicht is door de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties in 1998 in een resolutie vastgesteld. Landen met een dienstplicht werden eraan herinnerd om gewetensbezwaarden vormen van dienst te bieden die ‘in het algemeen belang zijn en niet als straf worden aangewend’.
Voor Hye-min is dit niet de eerste keer dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd. In september 2020 sprak het Hooggerechtshof van Zuid-Korea hem volledig vrij als gewetensbezwaarde dienstweigeraar. Weken later vroeg hij vervangende dienst aan. Pas op 7 februari 2022 werd hij ervoor opgeroepen. Nadat hij de bestraffende aard van de huidige vervangende dienst volledig had overwogen, besloot hij echter respectvol te weigeren.
Als de rechtbank Hye-min in het gelijk stelt, kan dit de overheid ertoe aanzetten om te overwegen de vervangende dienstplicht te herstructureren en aan de internationale normen aan te passen. Een dergelijke verandering zou de Zuid-Koreaanse samenleving in het algemeen en onze broeders in Zuid-Korea en hun gezinnen zeer ten goede komen. In de tussentijd bidden we dat iedereen die door deze kwestie wordt getroffen op Jehovah blijft vertrouwen om hen te helpen ‘in alles met geduld en vreugde te volharden’ (Kolossenzen 1:11).
a Zie voor meer informatie het speciale rapport over vervangende dienstplicht in Zuid-Korea, opgesteld door de Asia-Pacific Association of Jehovah’s Witnesses.