VOLG HUN GELOOF NA | MIRJAM
‘Zing voor Jehovah’
Het meisje verstopte zich op een veilige afstand, haar ogen gericht op die ene plek in het riet. Ze hield zich muisstil. Ze voelde de spanning in haar lijf terwijl het water van de machtige Nijl traag voorbij stroomde. De tijd ging tergend langzaam, maar ze bleef wachten en turen terwijl ze de zoemende insecten om haar heen probeerde te negeren. Op de plek waarnaar ze keek was een waterdichte mand verborgen waarin haar kleine broertje lag. Het idee dat hij daar in die mand lag, alleen en hulpeloos, maakte haar heel verdrietig. Maar ze wist dat haar ouders gelijk hadden: dit was voor de baby de enige kans om deze vreselijke tijd te overleven.
Dat jonge meisje was bijzonder dapper en dit was nog maar het begin. In haar hart ontwikkelde zich een prachtige eigenschap: geloof. In de komende momenten zou duidelijk worden hoe sterk haar geloof was. Dat geloof zou ook een grote rol gaan spelen in de rest van haar leven. Jaren later, als ze al op leeftijd is, zal ze zich door haar geloof laten leiden tijdens de meest bijzondere gebeurtenissen die haar volk ooit zal meemaken. Dezelfde eigenschap zal haar ook helpen als ze later een ernstige fout maakt. Wie was ze? En wat kunnen we van haar geloof leren?
Mirjam, een kind van slaven
In het verslag staat niet hoe het meisje heette, maar het moet wel Mirjam geweest zijn. Ze was het oudste kind van Amram en Jochebed, Hebreeuwse slaven in Egypte (Numeri 26:59). Haar broertje zou later de naam Mozes krijgen. Aäron, het middelste kind, was op dit moment ongeveer drie. Het is niet zeker hoe oud Mirjam was, maar waarschijnlijk was ze nog geen tien.
Het waren donkere tijden. De Egyptenaren bezagen Mirjams volk, de Hebreeën, als een grote bedreiging. Daarom hadden ze hen tot slaven gemaakt en onderdrukten ze hen. Toen de Hebreeën in aantal bleven toenemen, namen de bange Egyptenaren hun toevlucht tot een nog wredere tactiek. De farao beval dat alle jongetjes die bij de Hebreeën geboren werden, meteen gedood moesten worden. Mirjam moet gehoord hebben over het geloof van Sifra en Pua, de twee vroedvrouwen die dat bevel stiekem naast zich neerlegden (Exodus 1:8-22).
Mirjam zag ook het geloof van haar ouders. Na de geboorte van dit prachtige derde kind hielden Amram en Jochebed hem de eerste drie maanden verborgen. Ze lieten zich niet leiden door angst voor het bevel van de koning en deden alles om te voorkomen dat hun kind gedood werd (Hebreeën 11:23). Maar het is niet makkelijk om een baby verborgen te houden, en al gauw stonden ze voor een vreselijk moeilijke beslissing. Jochebed moest het kind ergens verstoppen waar hij gevonden kon worden door iemand die hem kon beschermen en grootbrengen. Stel je de vurige gebeden van de moeder eens voor terwijl ze een mand van riet maakt, de mand met asfalt en pek bestrijkt om hem waterdicht te maken en haar lieve kindje achterlaat in de Nijl. Ongetwijfeld vroeg ze Mirjam daar te blijven om te zien wat er zou gebeuren (Exodus 2:1-4).
Mirjam, de redder
Dus Mirjam wachtte en wachtte. Opeens zag ze iets bewegen. Er kwam een groep vrouwen aan. Dit waren geen gewone Egyptische vrouwen. Het was de dochter van de farao met haar dienaressen. Ze kwamen naar de Nijl om zich te baden. ‘Oh nee, niet zij!’, moet Mirjam gedacht hebben. Kon ze van de dochter van de farao verwachten dat ze het bevel van de koning zou overtreden en ervoor zou kiezen deze Hebreeuwse baby in bescherming te nemen? Wat zal Mirjam intens gebeden hebben.
De dochter van de farao zag de mand het eerst. Ze stuurde haar slavin om de mand te halen. Het verslag zegt over de prinses: ‘Ze maakte de mand open en zag het kind. Het jongetje huilde.’ Ze kreeg medelijden met de mooie baby, hoewel ze meteen zag dat het een Hebreeuws kind was. Ze besefte dat dit een plan was van een moeder die probeerde te voorkomen dat haar kind gedood werd (Exodus 2:5, 6). Mirjam lette goed op de gezichtsuitdrukking van de prinses, en toen ze haar medelijden zag, wist ze dat dit haar moment was, het moment om haar geloof in Jehovah om te zetten in actie. Ze raapte al haar moed bijeen en ging naar het koninklijke gezelschap toe.
Wat zou er gebeuren als een jong Hebreeuws slavinnetje het in haar hoofd haalde om iemand van het koninklijke huis aan te spreken? Toch stelde Mirjam de prinses een heel directe vraag: ‘Zal ik een Hebreeuwse voedster halen die het kind voor u kan voeden?’ Ze had geen betere vraag kunnen stellen. De dochter van de farao wist dat zijzelf geen baby zou kunnen voeden. Misschien dacht ze dat het verstandiger zou zijn als de baby bij zijn eigen volk gevoed zou worden; dan kon ze hem later in huis nemen als haar geadopteerde zoon en toezien op zijn opvoeding en opleiding. Wat moet Mirjam opgelucht zijn geweest toen de prinses haar antwoordde: ‘Dat is goed’ (Exodus 2:7, 8).
Mirjam haastte zich naar haar ouders, die in spanning zaten te wachten. Stel je voor hoe ze struikelde over haar eigen woorden terwijl ze haar moeder opgewonden het nieuws vertelde. Jochebed zag hierin ongetwijfeld Jehovah’s hand en ging met Mirjam terug naar de dochter van de farao. Waarschijnlijk moest ze moeite doen om haar opluchting en blijdschap te verbergen toen de prinses het bevel gaf: ‘Neem het kind mee en voed het voor mij. Ik zal je ervoor betalen’ (Exodus 2:9).
Die dag leerde Mirjam veel over haar God, Jehovah. Bijvoorbeeld dat hij om zijn volk geeft en naar hun gebeden luistert. En dat moed en geloof niet alleen weggelegd zijn voor volwassenen of mannen. Jehovah luistert naar al zijn trouwe aanbidders (Psalm 65:2). Wij allemaal — jong en oud, man en vrouw — mogen dat nooit vergeten, vooral niet in deze moeilijke tijd.
Mirjam, de geduldige zus
Jochebed voedde en verzorgde de baby. We kunnen ons goed voorstellen hoe enorm Mirjam gehecht raakte aan haar broertje dat ze zelf had helpen redden. Misschien heeft ze hem wat woordjes geleerd en was ze erbij toen hij voor het eerst de naam uitsprak van zijn God, Jehovah. Toen het kindje ouder werd, brak het moment aan om hem naar de dochter van de farao te brengen (Exodus 2:10). Dat moet hartverscheurend zijn geweest voor het hele gezin. Mirjam had natuurlijk dolgraag willen zien wat voor iemand haar broertje zou worden als volwassen man. Zou Mozes, zoals de dochter van de farao hem noemde, zijn liefde voor Jehovah behouden terwijl hij opgroeide tussen de leden van de koninklijke familie?
Na verloop van tijd werd het antwoord duidelijk. Wat zal Mirjam trots zijn geweest toen ze hoorde dat haar kleine broertje zich had ontwikkeld tot een man die ervoor koos zijn God te dienen in plaats van gebruik te maken van de mogelijkheden aan het hof van de farao! Toen Mozes 40 was, kwam hij op voor zijn volk. Hij doodde een Egyptenaar omdat die een Hebreeuwse slaaf mishandelde. Omdat zijn eigen leven nu in gevaar was, vluchtte Mozes uit Egypte (Exodus 2:11-15; Handelingen 7:23-29; Hebreeën 11:24-26).
De volgende 40 jaar heeft Mirjam misschien niets meer van haar broer gehoord, toen hij in het verre Midian een teruggetrokken bestaan als schaapherder leidde (Exodus 3:1; Handelingen 7:29, 30). Mirjam bleef al die jaren geduldig volharden terwijl ze moest toekijken hoe haar volk steeds meer lijden te verduren kreeg.
Mirjam, de profetes
Mirjam was waarschijnlijk al ver in de 80 toen Mozes terugkwam. God had hem gezonden om Zijn volk te bevrijden. Aäron zou voor Mozes het woord doen. Samen gingen Mirjams twee broers naar de farao toe met het verzoek Gods volk te laten gaan. Natuurlijk heeft ze gedaan wat ze kon om hen te steunen en aan te moedigen toen de farao niet naar ze wilde luisteren. Steeds weer gingen Mozes en Aäron naar hem terug, terwijl Jehovah de tien plagen over de Egyptenaren bracht om ze te waarschuwen. Eindelijk, na de laatste plaag — waarbij elke eerstgeboren zoon van de Egyptenaren gedood werd — was het moment aangebroken voor de uittocht van Israël! Zie je al voor je hoe Mirjam de mensen van haar volk onvermoeibaar helpt terwijl ze onder Mozes’ leiding vertrekken? (Exodus 4:14-16, 27-31; 7:1–12:51)
Later, toen Israël in de val zat tussen de Rode Zee en het Egyptische leger, zag Mirjam hoe haar broer Mozes voor de zee ging staan en zijn staf omhoog hield. De zee spleet in tweeën! Terwijl Mozes het volk over de droge zeebodem leidde, zal Mirjams geloof in Jehovah sterker zijn geweest dan ooit. Ze diende een God die alles kon, die elke belofte kon laten uitkomen! (Exodus 14:1-31)
Toen het volk eenmaal veilig aan de overkant was, stortte het water zich op de farao en zijn leger. Mirjam zag met eigen ogen dat Jehovah sterker was dan het machtigste leger op aarde. Vol dankbaarheid begon het volk voor Jehovah te zingen. Onder leiding van Mirjam zongen de vrouwen als antwoord op de mannen: ‘Zing voor Jehovah, want hij heeft zich hoog verheven. Paard en berijder heeft hij in de zee geslingerd’ (Exodus 15:20, 21; Psalm 136:15).
Dat was een hoogtepunt in Mirjams leven, een moment dat haar altijd zou bijblijven. Op dit punt in het Bijbelverslag wordt Mirjam een profetes genoemd. Mirjam is de eerste vrouw die zo wordt genoemd en een van de weinige vrouwen die Jehovah op deze speciale manier hebben gediend (Rechters 4:4; 2 Koningen 22:14; Jesaja 8:3; Lukas 2:36).
Met het voorbeeld van Mirjam herinnert de Bijbel ons eraan dat Jehovah aandacht voor ons heeft als we nederig ons best doen, geduldig zijn en hem vanuit ons hart loven. Of je nu jong bent of oud, man of vrouw, we kunnen allemaal ons geloof in Jehovah tonen. Hij heeft daar veel waardering voor: hij vergeet het nooit en hij beloont het graag (Hebreeën 6:10; 11:6). Wat een goede reden om het geloof van Mirjam na te volgen!
Mirjam, de trotse vrouw
Voorrechten en prominentie brengen zegeningen met zich mee, maar ook gevaren. In de periode rond de uittocht uit Egypte was Mirjam waarschijnlijk de meest prominente vrouw van het volk. Zou ze ten prooi vallen aan trots en ambitie? (Spreuken 16:18) Helaas was dat een tijdje wel het geval.
Een paar maanden na de uittocht verwelkomde Mozes een groep die van ver kwam: zijn schoonvader Jethro, Mozes’ vrouw Zippora, met wie hij tijdens zijn 40-jarige verblijf in Midian trouwde, en hun twee zoons. Zippora was teruggegaan naar haar familie in Midian, misschien om ze te bezoeken, en nu bracht haar vader haar naar het kamp van Israël (Exodus 18:1-5). Stel je de commotie onder het volk eens voor! Velen zullen heel benieuwd zijn geweest naar de vrouw van de man die door God uitgekozen was om hen uit Egypte te leiden.
Was Mirjam ook blij? Misschien in het begin wel. Maar het lijkt erop dat ze na een tijdje trots werd. Voelde ze zich bedreigd? Dacht ze dat Zippora haar plek zou gaan innemen als de meest prominente vrouw van het volk? Hoe het ook zij, Mirjam en Aäron begonnen negatief te praten. En zoals vaak het geval is, werd het negatieve gepraat al gauw ronduit kritisch, vijandig zelfs. Eerst ging het nog over Zippora: ze klaagden dat ze geen Israëlitische was maar een Kuschitische. a Maar op een gegeven moment waren ze ook over Mozes aan het klagen. Ze zeiden: ‘Heeft Jehovah soms alleen via Mozes gesproken? Heeft hij ook niet via ons gesproken?’ (Numeri 12:1, 2)
Mirjam, de melaatse
Uit die woorden blijkt dat zich in het hart van Mirjam en Aäron een giftige houding aan het ontwikkelen was. Ze waren niet blij met de manier waarop Jehovah Mozes gebruikte en wilden zelf meer invloed en autoriteit hebben. Was dat omdat Mozes trots en dominant was en eer voor zichzelf zocht? Natuurlijk had hij zijn tekortkomingen, maar trots en ambitieus was hij zeker niet. De Bijbel zegt: ‘Nu was Mozes veruit de zachtmoedigste van alle mensen op aarde.’ Hoe dan ook, Mirjam en Aäron waren te ver gegaan, en ze verkeerden in gevaar. Het verslag zegt: ‘Jehovah hoorde het’ (Numeri 12:2, 3).
Plotseling riep Jehovah Mirjam, Aäron en Mozes naar de tent van samenkomst. De indrukwekkende wolkkolom, die de aanwezigheid van Jehovah afbeeldde, daalde neer en bleef bij de ingang hangen. Toen sprak Jehovah. Hij wees Mirjam en Aäron terecht en herinnerde ze aan de unieke band die hij met Mozes had en aan het grote vertrouwen dat hij in hem stelde. Toen vroeg hij ze: ‘Hoe durven jullie dan kritiek te hebben op Mozes, mijn dienaar?’ Mirjam en Aäron moeten doodsbang zijn geweest. Jehovah bezag hun gebrek aan respect voor Mozes als gebrek aan respect voor hem (Numeri 12:4-8).
Blijkbaar was Mirjam begonnen met het negatieve gepraat over haar schoonzus en had ze haar jongere broer daarin meegetrokken. Dat zou verklaren waarom Jehovah Mirjam strafte. Ze werd getroffen door melaatsheid. Door die vreselijke ziekte werd haar huid ‘zo wit als sneeuw’. Onmiddellijk veranderde Aäron van houding, en hij smeekte Mozes nederig: ‘Reken ons alsjeblieft deze zonde niet aan die we in onze dwaasheid begaan hebben!’ Mozes, zachtmoedig als hij was, riep tot Jehovah: ‘O God, genees haar alstublieft! Alstublieft!’ (Numeri 12:9-13) De reactie van beide broers laat zien hoeveel ze van hun oudere zus hielden, ondanks haar tekortkomingen.
Mirjam, de nederige vrouw
Mirjam had berouw. Jehovah reageerde barmhartig en genas haar. Maar ze moest wel zeven dagen buiten het kamp in quarantaine doorbrengen. Het zal vernederend voor haar zijn geweest om zo het kamp te moeten verlaten. Maar haar geloof redde haar. In haar hart wist ze dat haar Vader, Jehovah, rechtvaardig was en dat hij haar uit liefde terechtwees. Dus deed ze wat haar gezegd werd. Er gingen zeven eenzame dagen voorbij terwijl het volk wachtte. Daarna toonde Mirjam opnieuw haar geloof, dit keer door nederig ‘weer in het kamp te komen’ (Numeri 12:14, 15).
Jehovah corrigeert degenen van wie hij houdt (Hebreeën 12:5, 6). Hij hield te veel van Mirjam om haar trotse houding niet te corrigeren. De correctie deed pijn, maar betekende wel haar redding. Omdat ze de correctie vol geloof aanvaardde, kreeg ze opnieuw Gods goedkeuring. Ze heeft nog jaren geleefd en heeft bijna het einde meegemaakt van Israëls verblijf in de woestijn. Toen ze stierf, in Kades in de woestijn van Zin, was ze waarschijnlijk bijna 130 b (Numeri 20:1). Eeuwen later uitte Jehovah liefdevol zijn waardering voor haar trouwe dienst. Via de profeet Micha herinnerde hij zijn volk aan het volgende: ‘Ik heb je (...) uit het huis van slavernij verlost. Ik stuurde Mozes, Aäron en Mirjam voor je uit’ (Micha 6:4).
We kunnen veel van Mirjam leren. We moeten kwetsbare personen beschermen en moedig opkomen voor het goede, net zoals zij als kind deed (Jakobus 1:27). Het is belangrijk dat we, net als zij, Gods boodschap vol vreugde bekendmaken (Romeinen 10:15). Ook moeten we oppassen voor het gif van jaloezie en negatief gepraat (Spreuken 14:30). En het is belangrijk dat we, net als zij, correctie van Jehovah nederig aanvaarden (Hebreeën 12:5). Als we dat doen, volgen we het geloof van Mirjam na.